Blog: Biodiversiteit is vooral ruimte geven
Steeds nadrukkelijker staat biodiversiteit op de agenda in de landbouwdiscussie. Maar wat houdt dit abstracte containerbegrip nu eigenlijk in? En belangrijker nog: hoe kunnen we er concreet mee aan de slag? Reden genoeg voor de Polderpioniers om dit thema op de agenda te zetten. Een inleiding van bioloog Bart Achterveld vormt de opmaat voor een levendige uitwisseling. Biodiversiteit vergroot je vooral ook door natuur werkelijk ruimte te geven, is de gezamenlijke conclusie.
Bart Achterveld, die bij Bureau Waardenburg in opdracht van waterschappen en overheden ecologie en biodiversiteit onderzoekt, trapt buiten af. Zo maakt hij biodiversiteit meteen uitermate praktisch en concreet. Kijkend over de weilanden van Hoeve Kazan wijst hij op de natuurlijke verschillen: aan de slootkanten is de vegetatie anders dan voor onze voeten. En ook tussen percelen onderling zijn grote verschillen. Biodiversiteit is nauw gerelateerd aan plekken en aan schaalgrootte.
Biodiversiteitsonderzoek is altijd keuzes maken, geeft Bart aan. Er is immers geen beginnen aan. Er zijn alleen al 1.200 soorten kortschildkevers in Nederland. Niemand heeft ooit de ontwikkeling van hun populaties onderzocht. Je hoopt simpel maar dat ze meeliften op andere voorkomende soorten. Ook onderzoek naar biodiversiteit is in hoge mate locatiegebaseerd: je kijkt vooral welke soorten je op een specifieke plek verwacht en doet daar een steekproef op. Meestal kies je voor het tellen van vogels, vlinders, bijen, zoogdieren en hogere plantensoorten. En de ecologie van de bodem is dan nog een verhaal apart.
Hoe staat het met de biodiversiteit?
Het Planbureau voor de Leefomgeving waarschuwt dat in Nederland naar schatting nog zo’n 15% van de oorspronkelijke biodiversiteit resteert. Een alarmerend cijfer, maar wat betekent het nou precies? “Het betekent niet dat 85% van de soortenlijst is verdwenen”, geeft Bart aan. “Laten we zeggen dat er dan bijvoorbeeld drie soorten libellen zijn verdwenen van de soorten die in Nederland voorkwamen. In de meeste gevallen zijn dit soorten die hier niet regulier voorkwamen. En vaak zijn ze in buurlanden dan nog wel te vinden.”
Het is geen reden om de constatering van het PBL te bagatelliseren, want veelal is er wél sprake van een sterke vermindering van het aantal exemplaren van een soort – met name van soorten die we als inheems beschouwen. “Toch is ook dat deels goed nieuws,” concludeert Bart. “Want wat niet volledig is uitgestorven dat kán ook weer terugkomen.”
Wat er op een specifieke locatie mogelijk is aan biodiversiteit wordt bepaald door de omstandigheden – een samenspel van bodemdiversiteit, predatie en waterkwaliteit. De Brabantse zandgrond verschilt wezenlijk van het Zuid-Hollandse veen. En daarnaast worden die omstandigheden mede bepaald door wat van buiten wordt aangevoerd of neerslaat – zoals mest, veevoer of chemische stoffen.
Hoeveel biodiversiteit is er in de veenweidegebieden?
Dat ligt er aan hoe je kijkt. De veenweidegebieden kennen van oudsher veel lange smalle kavels. Zo kan er een natuurlijk onderscheid ontstaan in bijvoorbeeld bemesting: langs de slootkanten of op achteraan gelegen kavels zal de mestgift wellicht minder zijn. Zo ontstaan ook hier lokale verschillen in biodiversiteit. En daarmee blijft de basis van de biodiversiteit in tact. Dat is het positieve nieuws.
Anderzijds zijn de kavels in de loop van de tijd steeds groter geworden. En kun je ruwweg stellen dat hoe intensiever je boert, hoe meer er sprake is van eenvormigheid. Dat betekent dat er op grote oppervlakten sprake is van een vrij beperkte biodiversiteit.
Met biodiversiteit aan de slag gegaan
Bart’s inleiding biedt volop aanknopingspunten voor de Polderpioniers om hun ervaringen vanuit het eigen bedrijf te delen. Ze vertellen over uiteenlopende initiatieven, waaronder:
- deelname aan de landelijke nachtvlindermonitoring in agrarische gebieden: “We telden vorig seizoen zo’n 50 soorten. Inspirerend om de verschillen tussen Nederlandse regio’s te zien.”
- verhogen van het waterpeil: “Ik kan alleen de omstandigheden verbeteren. Welke weidevogels daar op af komen, dat is een autonome ontwikkeling. Intussen ben ik wel van 20 naar 155 grassoorten gegaan.”
- extra hectares inruimen voor natuurvriendelijk beheer: “Laten we wel oppassen dat we daar geen ‘tuinbouw’ gaan doen. Het gevaar is dat je natuurvriendelijk beheerde hectares ook gaat managen, omdat je specifieke soorten wilt stimuleren. De kunst is om te laten ontstaan wat bij de plek past.”
Vanuit hun dagelijkse bedrijfsvoering benadrukken ook de Polderpioniers het belang van de specifieke locatie. Ze herkennen de grote verschillen in biodiversiteit tussen verschillende percelen, en dat is op elke schaal zichtbaar. En als je niet alleen naar veenweiden kijkt, maar ook naar akkerbouw wordt het een nog breder scala.
Biodiverse ecosystemen zijn complex en, zoals Bart in zijn inleiding benoemt, we hebben daar maar een fractie van in beeld. Daarom is er ook ruimte nodig waar natuur ongestoord zijn gang kan gaan – zodat we ecosystemen robuuster maken en ook ruimte geven aan de biodiversiteit die we niet kennen.
Hoe kun je biodiversiteit vergroten op het eigen erf?
Gaande het gesprek noteren we verschillende vuistregels, waar in de groep brede overeenstemming over bestaat.
- Een verschuiving in de richting van gesloten kringlopen creeërt rust en ruimte in een gebied. Met geen – of minimale – input van buitenaf bied je de omstandigheden voor ten minste een vergroting van de biodiversiteit. Extensiever werken dus, met ook een lagere veedichtheid.
- Streef niet naar uniformiteit over alle percelen. Laat verschillen in bemesting ontstaan, bijvoorbeeld vanwege de ligging of het gebruik. Een gradiënt van betreding en bemesting zorgt voor meer biodiversiteit. Verschillen in voerkwaliteit ook.
- Verminderen of stoppen met chemie maakt verschil.
- Verhoging van het waterpeil maakt verschil.
- Beschouw biodiversiteit als integraal onderdeel van de bedrijfsvoering. En niet als iets dat je op een aparte plek als een moestuin beheert. Het gaat om schaal en oppervlakte.
- Kijk naar de plek, en stop met doelsoortenbeleid dat plekonafhankelijk is.
- Het belangrijkste is misschien wel een onderzoekende houding. Bijvoorbeeld door gewoon heel praktisch te beginnen met een nulmeting. Kijk wat er zoal groeit en leeft. En check dan elk half jaar wat er verandert. Wat valt op? Wat wordt beter, wat wordt minder?
Concluderend stellen we gezamenlijk vast: biodiversiteit betekent vooral ruimte geven. Je bereikt al heel veel door niet elke vierkante meter te beïnvloeden, door ‘rijke plekjes’ te creëren. En laat daarbij vooral ontstaan wat bij de plek past.
Valkuilen in de dagelijkse praktijk
Met de vuistregels komt direct ook in beeld welke belemmeringen de groep in de praktijk ervaart. In zijn algemeenheid constateert men dat initiatieven om de biodiversiteit te verbeteren vaak gedreven worden door wettelijke regelingen, beheerpakketten of specifieke kpi’s. En dat beschouwen bioloog én Polderpioniers als een valkuil. Als iedereen op dezelfde manier aan biodiversiteit werkt, ontstaat er in een gebied alsnog bar weinig variatie. De groep waarschuwt daarom voor een teveel aan focus op specifieke beheerpakketten.
Ook wijst men, net als bioloog Bart, op de complexiteit van ecosystemen. De grutto is in feite een symboolsoort bij een specifieke biotoop. De komst van de grutto is een uitvloeisel van allerlei maatregelen én van omstandigheden die we nu eenmaal niet volledig kunnen controleren. Wat is een goede manier om dit hanteerbaar te maken? Hoe vinden we eenvoudige indicatoren zonder dergelijke complexiteit teveel te versimpelen?
Hoe wordt biodiversiteit business as usual?
Ten slotte blijft de vraag hoe we een meer biodiverse bedrijfsvoering tot common practice kunnen maken, met voldoende financiële basis. En dat zit ‘m niet zozeer in de biodiversiteit zelf – ook al is daar natuurlijk nog het een en ander bij te leren. Het punt zit ‘m in hoe je biodiversiteit mogelijk maakt. En dan hebben we het eerder over financiele/economische ruimte creëren.
Jammer genoeg worden beheerpakketten eigenlijk vooral gepositioneerd als een vergoeding voor schade, stelt een van de pioniers. “Je zou het ook kunnen zien als een beloning voor goed werk, in plaats van compensatie voor gederfde opbrengst. Dat zou om te beginnen al een ander beeld geven.”
Vanzelfsprekend komt dan ook de relatie met productie, consument en economie om de hoek kijken. Dat is natuurlijk een enorme dooddoener, waar we het met elkaar telkens over hebben, maar in deze sessie kwam hij in zeer concrete vorm naar voren. Het is een kwestie van keuzes. Zo simpel is het. Wat is je kostenstructuur, wat is je verwaardingsmodel, en hoe is de waardecreatie verdeeld in de keten? En is de consument bereid een meerprijs te betalen?
Blikvanger: de nieuwe ronde stal
Voor deze meeting gingen we naar Nieuwveen waar we gastvrij werden ontvangen in Hoeve Kazan, bij Polderpioniers Saskia en John. Zo konden we meteen hun nieuwe, innovatieve stal bekijken. Het Roundhouse is een houten, open stal met een dak van hoogwaardig kunststof doek. De ronde vorm sluit aan bij het natuurlijke kuddegedrag van de gehoornde Limousins. “We merken echt verschil”, vertelt Saskia. “De koeien zijn rustiger sinds ze in deze stal staan. En de stal trekt veel bekijks. Mensen stoppen soms langs de weg om te kunnen kijken.”
Met hun kleinschalige biologische vleesveebedrijf richten Saskia en John zich op vergroting van de biodiversiteit, op lokale afzet en op meer beleving en contact met hun klanten. Die kunnen via het bezoekersplatform in de stal op elk moment bij de koeien gaan kijken. De vaste ruige mest uit de stal levert Hoeve Kazan aan akkerbouw en tuinderijen. Zo ontstaan gesloten kringlopen en wordt mest onderdeel van het verdienmodel.